Roodkapje in een ander jasje…

  1. Vermenigvuldigen: Er zijn twee wolven. Er zijn twee huisjes in het bos.
  2. Verbinden: Er is een complot tussen wolf en moeder.
    Roodkapje speelt onder een hoedje met de wolf om grootmoeder om te brengen.
  3. Afhankelijkheid creëren: Roodkapje mag niet weg van haar vriendje. De jager heeft een heks van een vrouw en mag niet …
  4. Vervangen Blauwpetje, de dappere buurjongen gaat op weg naar het mandje.
  5. Symmetrie verbreken: De wolf heeft maar drie poten, of één oog.  De jager heeft maar één arm. Grootmoeders bed staat zo scheef dat….
  6. Opdelen en herschikken: Roodkapje is ziek en grootmoeder komt met een mand. De wolf is aardig, maar Roodkapje is een gemeen meisje.
  7. Weglaten: Er is geen wolf. Oma is niet thuis. Er is geen jager, wat nu?