De wereld om je heen
Het begin van het thema begint met een openingsverhaal. Daarna volgen de lessen.
Les 1: Allemaal natuur
De lesdoelen zijn:
- De kinderen kunnen het veschil uitleggen tussen levend, levenloos en dood.
- De kinderen kunnen de kenmerken noemen van planten.
- De kinderen kunnen de kenmerken noemen van dieren.
Les 2: Allemaal dieren
De lesdoelen zijn:
- De kinderen kunnen de vijf klassen waarin gewervelde dieren worden onderverdeeld onderscheiden.
- De kinderen kunnen drie kenmerken van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen noemen.
- De kinderen kunnen een willekeurig gewerveld dier op grond van zijn kenmerken indelen.
Les 3: Kleine wezens
De lesdoelen zijn:
- De kinderen kunnen het onderscheid aangeven tussen diverse kleine ongewervelde dieren.
- De kinderen kunnen voorbeelden geven van insecten en kleine ongewervelde dieren.
- De kinderen kunnen vertellen waar je schimmels en bacteriën vindt en waar ze van leven.
Les 4: Goed om te weten
De lesdoelen zijn:
- De kinderen toetsen hun kennis m.b.t. de begrippen.
- De kinderen kunnen zelf een methode bedenken om een onbekend gewerveld dier in te delen in een klasse.
- De kinderen kunnen een zeezoogdier van een vis onderscheiden.
De begrippen:
Levend, kenmerken, zoogdieren, reptielen, amfibieën, kieuwen, ongewervelde dieren, insecten, schimmel, bacterie.
Spelletjes:
Quiz.
Wat heeft een vis en waar gebruikt hij het voor?
Gewerveld of ongewerveld?
Is het een insect?
Een schimmel of een bacterie?
Galgje. Ben jij klaar voor de toets?